Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En als uw broeder zal verarmd zijn, en zijn hand [45]bij u wankelen zal, zo zult gij hem [46]vasthouden, [zelfs] een [47]vreemdeling en bijwoner, opdat hij bij u leve. 45. Dat is, zijn vermogen en middelen zullen afgaande zijn. Anders, zijn bevende hand tot u uitstrekken zal, om hulp in zijne armoede en ellende bij u te verkrijgen. 46. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk aangrijpen en vatten om vast te houden. Versta hierdoor allerlei onderstand en weldadigheid, waardoor men den armen tehulp komt. Vergelijk Ezech.16:49. 47. Men kan hier verstaan dezulken, die Jodengenoten geworden waren en de Israelietische religie aangenomen hadden. Want aan andere vreemdelingen mochten zij op woeker lenen, Deut.23:20, hetwelk God verboden had te doen aan den gelovigen vreemdeling; Ex.22:25; Deut.23:19.